The Great Formation

16 juni 2016 - Varanasi, India

Wanneer ik op 31 mei ‘s ochtends wakker word in Hotel Lily in Kathmandu ruik ik een vaag bekende geur. Oud bier, sigaretten, eten… Ik weet wat het is! Het ruikt naar de ochtend na huisfeestjes op het Heinekenplein. Niet bepaald fris, maar ergens zo vertrouwd dat ik moet glimlachen en nog maar een keer diep inadem door mijn neus. Het nachtkastje staat vol halve literblikken Sherpabier (het beste bier in Nepal) en van die grote bierflessen van het merk Gorkha (net iets minder maar ook ok). De asbak puilt uit en in een kartonnen bakje liggen koude zompige falafelballetjes en patat. In het bed aan de andere kant van de kamer ligt Mitja, een enorme 23 jarige Fin die op zijn 14e voor het eerst alleen ging backpacken in Thailand en nu in zo een reis zonder einde is beland.

Ik denk terug aan de vorige avond. Ik zie Mitja op bed zitten met zijn gitaar, joint in zijn mondhoek. We zingen zelfbedachte bluesliedjes en drinken bier, ondanks mijn voornemen om het bij water te houden. En dan schiet me nog iets te binnen: het vliegticket! Ik heb een ticket geboekt… naar huis! Jawel, het is tijd om huiswaarts te keren dus op 5 juli vlieg ik van Delhi naar Amsterdam. Waarom Delhi? Omdat ik nog niet helemaal afscheid kan nemen van India. Ik wil nog een keer headfirst de Indian insanity in, ik wil me nog een keer wentelen in die spicy stofwolk van viezigheid en confetti, van rioollucht en masalakruiden, van getoeter en Bollywoodmuziek. Om vervolgens overprikkeld en vermoeid maar voldaan huiswaarts te keren, met een vleugje kruidig Indiaas zweet onder mijn oksels. Ok en de vlucht is iets goedkoper dan vanaf Kathmandu. Dat ik het ticket heb geboekt vind ik natuurlijk zo spannend dat mijn detox voornemen van eerder die dag spontaan oplost in het bubbelende Sherpabier. Want oh boy, wat ga ik doen wanneer dit leven wat nu zo vertrouwd is, wegvalt? Op mijn ‘end of an era’ klaagzang (de blues) zegt Mitja: ‘Its not an end, its a formation. You need to do something new in life and face the things that scare you. Thats a formation.’ Amen! En laten we wel wezen, ik kan nu heel melodramatisch doen want oh oh oh wat begin ik zonder de vrijheid en de avonturen van het reizen in Azie, maar ik wil ook naar huis. Ik kan niet wachten om iedereen thuis weer aan mijn bescheiden boezem te drukken.

Ik heb heel lang niets gepost, maar wel veel geschreven. Alleen vond ik het allemaal niet blogwaardig. Te lang, te veel details, te veel willekeurige aantekeningen... Maar nu heb ik wat meer rust om wat schrijfsels op een rijtje te zetten, dus hierbij een wat langer verhaal over mijn tijd in Nepal. Van de toppen van de Himalaya naar de diepten van mijn monkeymind in een hardcore meditatieretreat. Na drie heel bijzondere maanden in India (maanden van een ashram, van beachtime, van madness in Mumbai, van workaway op een organic farm en het allerheiligste grootste Hindufestival ter wereld: Kumbha Mela) vlieg ik op 9 mei van Delhi naar Kathmandu. Niet omdat ik India beu ben - verre van - maar ik wil graag een trekking doen in de Nepalese Himalaya voordat de monsoon losbarst. Dus Himalaya here I come!

Namaste Nepal

Wanneer ik het vliegveld van Kathmandu uitwandel kan ik mijn oren en ogen nauwelijks geloven. De stilte! Nauwelijks getoeter, vriendelijk glimlachende mensen in plaats van het indringende Indiase gestaar en het is zowaar een paar graden koeler. Wow. Maar dan… ik ben nog geen vijf stappen uit het vliegveld of er komt een klein jongetje om geld vragen. Ik zeg iets van ‘nee sorry’ en loop door. Het jongetje loopt met me mee, ik negeer hem. Hij blijft bedelen, valt op zijn knieen en raakt mijn voeten aan (een teken van respect). Ik ga me steeds ongemakkelijker voelen. Ik voel de mensen kijken en mijn backpack wordt zwaarder van wit schuldgevoel. Meestal geef ik niks aan bedelende kinderen want je wil het niet stimuleren. Maar tegelijk heb ik een hekel aan het opgeheven vingertje wat doorschemert in dat argument. Wie ben ik om iets wel of niet te stimuleren? En die paar rupees betekenen voor dit jongetje waarschijnlijk meer dan voor mij. Maar wat als hij het aan zijn oudere broer geeft die er drugs en drank van koopt? Dit gaat dus allemaal door me heen terwijl ik hoop dat hij weg gaat (waar ik me dan ook weer schuldig over voel, ik kan mijn eigen ongemak niet eens dragen). Maar in plaats daarvan duikt hij vol op mijn been en omklemt het stevig, zoals een knijppoppetje in een gordijn. En zo zet ik mijn eerste Nepalese stappen met een bedelkind aan mijn been. Holy shit.

Na dit incident -wat me nog heel lang doet nadenken over de hele bedelkind situatie- maakt Nepal haar naam waar. Het is heerlijk rustig en stil en koel. Vanaf Kathmandu pak ik meteen de bus naar Pokhara. Hier begin ik aan de Annapurna Basecamp trek. In zeven dagen loop ik naar het basecamp (4130 meter hoog) en terug. Het is geweldig. En het regent veel. Op dit laatste ben ik slecht voorbereid en als ik op dag een totaal overvallen word door een wolkbreuk geeft een schattig Nepalees bergmannetje me een grote blauwe vuilniszak. Of nou ja, geeft… verkoopt. Voor 100 rupees! Enigszins gedesillusioneerd geef ik hem het geld, terwijl hij de vuilniszak over me heen drapeert. Ik verdwijn erin. ‘Photo? You want photo?’ vraagt hij. Ah, we zijn het erover eens dat ik er belachelijk uitzie. ‘Yes!’ roep ik en wil hem mijn camera geven. Maar hij schudt zijn hoofd. ‘No, porter! You need porter.’ Oh hij wil me ook nog een porter verkopen. Hoezo? Om dit zijl voor mij naarboven te dragen als het droog is? Nee bedankt. En zo vervolg ik als een blauwe partytent op pootjes mijn weg. Im blue dabadeedabadai zit onvermijdelijk in mijn hoofd geramd.

De bergen zijn machtig mooi. Soms verdwijnen ze in de mist maar dan opeens torenen de besneeuwde toppen als witte reuzen boven je uit. Ze steken fel af tegen de blauwe lucht en de zon maakt het dal waar je doorheen loopt lieflijk met veel lieveheersbeestjes, bloemetjes, groen en vogels om je heen, terwijl beneden je de rivier kolkt. Maar uit het niets kan er een koude wind opkomen, dikke grijze wolken drijven het dal binnen en binnen vijf minuten zie je niet meer waar je net liep. Onweer en landslides donderen in de verte, regen valt met bakken uit de lucht en opeens voel ik me een heel klein blauw kiezelsteentje in dit meedogenloze landschap. Ik raak doordrongen van het respect dat de bergen afdwingen, al helemaal op het Annapurna Basecamp zelf. Hier heb je uitzicht op een reeks machtige toppen, residential quarters van de goden volgens de Nepalezen. Ze zien er sereen en bereikbaar uit, alsof je er zo naartoe kan lopen. Maar van de expedities naar de Annapurna top keert meer dan 30 procent niet terug. Op het basecamp staat een shrine voor mountaineers die hun klim niet hebben overleefd. Het hangt vol met naambordjes met jaartallen en fototjes van jonge lachende mensen. Het maakt diepe indruk op me. En dat het basecamp zelf niet zonder gevaar is blijkt wel wanneer de dag nadat ik er ben een man verongelukt. Hij springt van een rots en landt iets te dicht bij de rand van een diep ravijn. De grond brokkelt af en de man valt 100 meter naar beneden. De schade: een gebroken arm...

Ik begin de trek alleen (gids en porter zijn niet echt nodig) maar ontmoet onderweg een bont gezelschap van twee Malthezers (John en Shana) en een Fin (Mitja). John en Shana zijn exgeliefden. Een maand nadat ze deze vakantie van een maand boekten ging de relatie uit. Ze besloten toch samen te gaan, met Mitja. Ik vind dit fascinerend: de trek is voor de meest steady koppels en hechte vrienden al een vuurproef - op de grens van je kunnen in weer en wind 24/7 samen zijn -, ik wil niet weten hoe het met je ex is. Maar ze ogen ok. Pas achteraf hoor ik hoe ze elkaar zo nu en dan naar de top van de Annapurna en verder wensten. Het illustere trio heeft een beetje een wildside. John heeft in kriebelige lettertjes ‘XTC’ op de binnenkant van zijn lip getattoeerd (‘I was really drunk. The tattoo artist told me it would stay for two weeks only. This is ten years ago’). En terwijl ik mijzelf tijdens de trek verre houd van drank en drugs drinkt en blowt deze crazy crew zichzelf naar boven. Het bereiken van een nieuw guesthouse wordt steevast gevierd met een paar goeie hijsen van de meegebrachte chillum (een Indiase hashpijp met een veel sterker effect dan een joint). Ik voel me een beetje braaf wanneer ik de chillum afsla. Ik moet er niet aan denken om te blowen op 4130 meter hoogte (over getting high gesproken). Om nog maar te zwijgen over het gewicht van dit instrument en de bijbehorende hash en weed in je backpack. Maar ik mag ze graag en het is leuk om stukjes samen te lopen, shithead te spelen in de guesthouses en om potten chai te delen.

Na de trek hang ik nog wat rond in Pokhara, enigszins met mijn ziel onder mijn arm. Pokhara is heel toeristisch en van alle westerse gemakken voorzien. Ik laaf me aan lattes en hummus sandwiches. Het is heerlijk maar plekken als deze maken me na een tijdje ook onrustig. Ik ben niet naar Nepal gekomen voor de koffie en de hummus. Maar het is comfortabel en op de een of andere manier ontbreekt het me aan de energie om me voor de zoveelste keer op eigen kracht in het onbekende te storten. Maar gelukkig is daar de crazy crew! Ze nemen me mee naar National park Chitwan. Chitwan zit vol neushoorns, olifanten, krokodillen, tijgers, beren, grote exotische vogels en herten. We gaan op expeditie, te voet. Dit is wel een beetje spannend want de gids is slechts gewapend met een bamboestokje. De veiligheidsinstructies luiden als volgt: ‘If elephant comes runway.’ Ik ben in de war. Runway? Waar? Aah, run away. ‘If rhino comes, runway zigzag and climb tree. If you see tiger, stare in face.’ Ok, wegrennen dus en in het geval een een tijger een staredown?? Shana oefent haar tiger-stare. Ze houdt haar hoofd schuin, schudt haar vinger en zegt in ghetto accent: ‘Son, I aint goin’ nowhere.’ Helaas (of gelukkig?) zien we geen tijgers, maar wel heel veel neushoorns van dichtbij, krokodillen, herten en rode mieren en duizendpoten.

Na Chitwan volgen een paar doldwaze dagen in Kathmandu waarin ik mijn ticket naar huis boek, en waarin ik mij mentaal voorbereid op een andere berg die ik ga beklimmen. Een mentale berg, want: een Vipassana meditatie retreat.

Vipassana - op zoek naar mijn peeerfect equanimityyyyy

‘Its a a ten day retreat with ten hours meditation a day and you wont speak or communicate for the entire course, no eyecontact or signlanguage. Your last  meal is lunch at eleven am, after that you get tea at five with some fruit. Oh and youre not allowed to move during the meditation. And no phone, music, writing or any other distraction.' Zo hoor ik maanden geleden in Indonesië voor het eerst over Vipassana van een Ierse backpacker. No way José dat ik dit ooit ga doen, roep ik. Maar dingen veranderen, ik verander. In India maak ik in een ashram voorzichtig kennis met yoga en meditatie en ik kom heel veel mensen tegen die Vipassana hebben gedaan en die razend enthousiast zijn. Ik word steeds nieuwsgieriger en denk: if not now, when? En dus betreed ik op 2 juni Dhamma Tarai, Vipassana centre in Birgunj, Nepal (op de grens met India). Ik lever mijn paspoort en ‘distractions’ in, fluister ‘see you on the other side’ tegen mijn coursegenootjes en zwijg. Ik vind het reuzespannend - want kan ik dit wel? Maar kijk er ook naar uit, om iets nieuws te leren en stiekem ook om even onder de pannen te zijn. De komende tien dagen hoef ik nergens over na te denken, niet over waar ik slaap, wat ik doe, wat ik eet etc. Eventjes geen verantwoordelijkheid - op dat gebied dan. Want verder wordt het heel hard werken.

Vipassana is 2500 jaar oude een meditatietechniek die stamt uit de Buddhistische traditie, en is de weg naar Dhamma, oftewel enlightment. Het idee: overal op de wereld is ellende. Deze ellende komt door onze cravings (dingen die we willen maar niet krijgen, of wel krijgen maar dan willen we meteen meer) en aversion (dingen die we niet willen maar wel krijgen). De weg naar pure happiness is het beeindigen van de cravings en aversion. Dit is niet nieuw, veel meditatietechnieken en theorieen spelen hierop in. Maar met Vipassana, uitgevonden door Buddha zelf, leer je hoe je de cravings en aversions kan uitschakelen op het diepste onderbewuste niveau van de mind. Cravings en aversions zijn in wezen fysieke sensaties, dus biochemische reacties en dus onderhevig aan de law of nature: the law of impermanence. Ze zijn altijd tijdelijk. De sleutel tot geluk is dat je dit ervaart en dat je de sensaties kan observeren zonder te reageren. Dan ben je geen slaaf meer van je driften en kan je dingen zien voor wat ze zijn. En wanneer je geen nieuwe cravings en aversions meer creeert zal je oude voorraad (uit dit leven en uit je vorige leven) ook verdwijnen. Wat overblijft is een verlicht mens vol love en compassion, zoals Buddha. Concreet: het kan je helpen om goed om te gaan met alles wat op je pad komt. Mits je de techniek goed toepast. En tijdens de course krijgen we in tien dagen 100 uur om dit te leren. (Dit is een heel beknopte houwtje touwtje uitleg van Vipassana, er zit veel meer achter, wie geinteresseerd is: http://www.dhamma.org).

De Vipassana centres zijn over de hele wereld, de meeste in India en Nepal. Ze draaien volledig op donaties, students geven na afloop wat ze het waard vonden. Dhamma Tarai is het 'op een na oudste vipassana centre van Nepal.' Dit klinkt prestigieus en in het westen betekent dit meestal iets van 'stijlvol oud gebouw van alle moderne gemakken voorzien.' In Nepal betekent het oud gebouw met kieren en gaten waar van alles door naarbinnen kruipt en waar de ventilatie zo geregeld is dat het binnen altijd net even ietsje warmer is dan buiten (30+ graden). Het is een klein gebouwencomplex met een grote tuin vol bloemen en vogels, een ‘dinning’ hall, Dhamma meditation hall, individual meditation cells en residential quarters. Mannen en vrouwen zijn strict gescheiden, je ziet elkaar alleen in de meditation hall, elk op de eigen helft. Er hangen bordjes met geboden en motivational quotes (zoals ‘the continuity of the practise is the key to succes’ en iets van ‘the master of the mind is the most courageous warrior of all’), stuk voor stuk onderschreven met 'be happy!’ en ‘May all beings be happy!’

Mijn kamer doet denken aan een luxe cel met badkamer waarbij de kraan (voor de bucketshower) het niet doet en een wc die zo klein is dat ik er alleen op pas als ik heel scheef zit. Maar een eigen kamer dus, nice! Alhoewel, in Azië ben je natuurlijk nooit helemaal alleen. Ik deel de ruimte met een gekko familie - schattige hagedisjes op de muren en plafond (klein nadeel: het regent gekkopoepjes). Ik wil ze hardop groeten maar slik mijn woorden in, want: noble silence (of 'nobale silence' zoals sommige bordjes zeggen). De nobale silence is zeker niet opgewassen tegen mijn tweede roomie: een grote bruine spin. Een unholy 'OH JESUS!!' schalt over het terrein vanuit mijn kamer wanneer ik hem ontdek. Ik wil en mag (want code of conduct: no killing) hem niet dood maken en durf hem al helemaal niet naar buiten te brengen dus we moeten het met elkaar doen. Tot slot: wanneer ik de tweede avond na meditatie de kamer binnenkom zie ik in het donker iets over de grond schieten. In dit geval kan je twee dingen doen: licht aan en op onderzoek uit, maar dan moet je wel dealen met de consequenties (misschien ontdekt je iets heel griezeligs) of licht uit en doen alsof het er niet is. Ik hou van de laatste strategie maar dit zag er wel heel groot uit. Dus ik doe het licht aan en wat zit er naast mn tas op de grond? Een dikke pad. 'Wat doe jij nou weer hier?!' roep ik. Shit. Het is dag twee en ik breek de noble silence om te praten tegen dieren... Dat belooft wat. Ik jaag de pad naar buiten maar kom haar met dat dikke lijfje en naarbinnen gekeerde paddepootjes de dagen daarna regelmatig tegen in de douche of wc. Het voelt een beetje alsof ik in het reptielenhuis van de dierentuin slaap.

Goed, de course. Om 4am gaat de wake up bell, dan is er twee uur meditatie, dan ontbijt, dan drie uur meditatie, dan lunch, dan vier uur meditatie, dan thee, dan een uur meditatie, dan een uur discourse (een video waarop Goenka de techniek stap voor stap uitlegt, (de goede man is het evenbeeld van tekenfilmfiguurtje Droopy en zit vol mooie verhalen over Buddha), dan nog een half uurtje meditatie en om 9pm naar bed.

De eerste dagen focussen we tien uur per dag op de ademhaling door de neus en leren elke sensatie in de neusvleugels en bovenlip te observeren zonder te reageren. 'Just obseeeeerve' klinkt de zware stem van opperguru Goenka door de speakers (hij is overleden, we luisteren naar een opname). En heel belangrijk: 'Always maintain peeerfect equanimityyyy. Peeeerfect equanimityyy.' (Equanimity = balanced mind, geen oordeel, geen goed of fout, pure balans). Het is heel zwaar en ik voel me zeker niet happy of balanced. Ik ben moe, kan me niet concentreren, alles doet pijn van het lange stil zitten en ik raak gefrustreerd. Van te voren maakte ik me grote zorgen over het eten (hoezo na 11am geen eten meer??) maar dat is eigenlijk geen probleem. Ten eerste, we bewegen nauwelijks. Ten tweede is er een andere factor die ik totaal had onderschat: de hitte. Zweet druipt over rug hoofd armen buik borst benen en de onvermijdelijke heathrash brandt op mijn armen en nek. Snachts lig ik te weken onder de fan waar ik door de klamboe weinig van voel. Ik slaap slecht en als ik slaap heb ik nachtmerries over aardbevingen en enge mannen (hmm zijn dit mijn emotional churnings die bovenkomen door het mediteren?). Wat een ellende, denk ik. Maar, kennelijk doen de meeste mensen die stoppen dit op dag 2 of 3 en vertrekken wil ik zeker niet. Dus dat geeft hoop!

Maar dan is er Dag Vier. Op Dag Vier breek ik in stukjes. Alles is te veel: hitte, het stilzitten wat niet lukt, de monkeymind die overal is behalve bij mijn ademhaling (holy shit wat kan ik veel en compleet ongestructureerd nadenken. Van een rots in de zee naar zwangere mensen naar eten naar dromen naar jeugdherineringen na toekomstfantasieen over mensen die ik niet ken… madness), de gillende pijn in benen, nek, schouders en rug en Goenka die maar blijft zeggen hoe we deze pijn gewoon moeten observeren zonder aversie of reactie - hoe dan?? Is er iemand die dit serieus kan?? Flikker op. Mensen die kuchen, niezen of die ik ook maar hoor ademen, ja zelfs de fluitende vogels buiten, krijgen een mentale deadwish. Perfect equanimity?? Kiss my craving ass. Ik voel me een enorme mislukkeling en aan het einde van de dag zit ik letterlijk lachend en huilend tegelijk aan de thee. Yep, I lost it. Maar stoppen is nog steeds geen optie omdat ik het sterke gevoel heb dat alle negativiteit niet ligt aan de hitte, de vogels en het stilzitten. Het zit in mij en weglopen heeft dus geen zin, het maakt het uiteindelijk waarschijnlijk alleen maar erger. Wat op zichzelf nog een deprimerender gedachte is. Maar ik heb ook een beetje hoop dat het beter wordt, er zijn nog genoeg dagen over om getransformeerd te worden in verlicht wezen. En Goenka zegt kalmerend dat als je je aan de techniek houdt 'youre bound to be succesfull. Bound to be succesfuuuull.' Dus: rug recht, benen gevouwen, kiezen op elkaar en mediteren maar.

Op de een of andere manier koester ik de verwachting dat er na een paar dagen iets in mijn hoofd zal klikken en dat ik vanaf dan in een staat van pure bliss rond zal zweven. Hoe hou je dit anders vol? En waarom zeggen mensen die het gedaan hebben anders stuk voor stuk dat ze het 'amaaazing' en ‘soooo good’ en 'I loooved it' vonden? De klik blijft echter uit. Op dag zeven maak ik me zorgen. Waar blijft mijn bliss?

Soms observeer ik stiekem mijn medecursisten. Dit is natuurlijk absoluut niet de bedoeling want kan fataal zijn voor de moraal. Maar ik kan het niet laten. De groep bestaat uit dertig mensen, een mix van westerlingen en Nepalezen. Ik zie hoe een paar westerse jongens het zich met een berg kussens tegen de muur gemakkelijk hebben gemaakt. Twee Nepalese mannetjes zijn erbij gaan liggen. De vrouwen zitten allemaal soort van rechtop, maar de dame achter mij snurkt zachtjes. Een ander meisje zit de punt van haar sari tot bloemen te vouwen. Dit tafereel stelt me een beetje gerust. Na dag vier zijn er vijf mensen -allen westerlingen- gestopt: 4 mannen en een vrouw (manflu!!). Het sterkt me enigszins omdat het me eraan herinnert dat ik hier vrijwillig ben en dat ik er wel iets van wil maken.

Na Dag Vier moeten we sensaties (tintelingen, kriebels, hitte, kou, pijn, pijn, pijn) voelen over ons hele lichaam. En -heel belangrijk- we mogen hier niet op reageren, dus ook niet verzitten of ook maar wat wiebelen om te kijken of je been er nog is omdat je het al een tijdje niet meer voelt. Meine gute lord buddha wat is het zwaar. Tot op het einde van de course zijn er momenten waarop ik mijn meditatiekussentje het raam uit wil smijten en wil gillen: ik haat de wereld! En de wereld haat mij!! Echter, dit doe ik niet. In plaats daarvan strek ik mijn benen, kijk naar buiten en bedenk me hoe vreselijk veel zin ik heb om iedereen thuis weer te zien en wat ik allemaal ga eten in Amsterdam. So much for het beëindigen van de cravings... Maar er zijn ook goede momenten. Vanaf dag zes lukt het me zowaar om regelmatig een uur stil te zitten en af en toe kan ik daadwerkelijk de prikkels pijnen kriebels en zweetdruppels voelen komen en gaan zonder aversion of craving. Dit voelt heerlijk. Maar dan waarschuwt de grote guru weer voor de craving die dit fijne gevoel geeft. Damn!

Op dag tien is het zware mediteren afgelopen en we mogen weer praten. Mijn stem klinkt raar en ik kom niet goed uit mijn woorden. Maar het is leuk om ervaringen uit te wisselen met de anderen. Iedereen vond het heel zwaar maar zweeft nu ook op een soort wolk van blijdschap. Blijdschap dat het volbracht is, en blijdschap om wat we geleerd en gevoeld hebben, naast en door alle pijn en ellende heen. Ja, ik ben zelfs een beetje verdrietig dat het is afgelopen. In deze dagen heb ik (bij tijd en wijlen..) elk stukje van mijn lichaam voelen tintelen, ik heb inderdaad terror spierpijn en kramp voelen wegtrekken en naast grote gekte en selfloathing ook grote rust en ruimte in mezelf gevoeld. En, ik heb een beetje gevoeld hoe alle liefde en wijsheid die we nodig hebben in onszelf ligt, het punt is alleen dat we er soms niet bij kunnen. Vipassana kan je hierbij helpen, mits je blijft oefenen natuurlijk... (Goenka schrijft voor: 1 uur ‘s ochtends en 1 uur ‘s avonds. Ik zie het alweer helemaal verwateren… maar hopelijk vind ik een manier om het toe te blijven passen op een manier die in mijn leven past). Twee nachtjes slapen en ik vergeet de pijn en frustratie en ga het iedereen aanraden. Het is oprecht een van de zwaarste dingen die ik gedaan heb, maar ook een van de beste. Yep, it was amaaaazing en I loooooved it en it was soooo good.

Up next is Varanasi. Samen met mijn Israelische coursegenoot Boaz loop ik over de grens van Nepal naar India. Van de noble silence naar onvermijdelijke overprikkeling, van superstrakke structuur naar totale chaos: brase yourself! Maar het zal wel goed komen want we zijn tot de tanden toe gewapend met a whole lotta love and compassion!

*May all beings be happy*

4 Reacties

  1. Frank:
    16 juni 2016
    Janna, wat een pracht-ervaring en wat een prachtverhaal. En ik hoop je te zien over een maandje in AmsterDhamma!
  2. Eldrid:
    16 juni 2016
    ik heb je steeds met VEEL SPANNING gevolgd. práchtige verhalen. toch zal ik héél héél blij zijn als ik je in Amsterdam weer in m'n armen kan sluiten! lieve Janna, tot gauw!
  3. Monique W.:
    19 juni 2016
    O, die lieve Janna van mij. Nee niet van mij, van jezelf natuurlijk. Wat ontzettend knap vind ik dit van je. Ik zie het hele gebeuren voor me. Niemand pakt jou dit ooit af en volgens mij is het een waardevolle schat om mee thuis te komen.
    Verheug mij erop om je een warme ontvangstkuffel te geven.
    Veel liefs,
    Monique
  4. Gemma:
    5 juli 2016
    Wat een prachtig, spannend en mooi geschreven verslag, Janna! Ben blij dat ik het pas lees op de dag van je thuiskomst!